Back to overview

Verslag bijeenkomst 24 mei 2019

Nederland heeft een flink aantal Artist In Residence programma’s. Van deze zogenaamde AIRs – plekken waar kunstenaars kunnen, resideren, experimenteren en reflecteren – bevindt zich een groot deel in Brabant. Niet elke (beleids)maker weet de weg naar deze plekken echter te vinden, en daarom is het Artist in Residence platform Brabant in het leven geroepen. De spliksplinternieuwe website was de aanleiding voor AIR platform Brabant om op 24 mei het hele platform aan het publiek te presenteren, in de bijna net zo nieuwe LocHal in Tilburg.

Ontstaansgeschiedenis van het platform

Op de trappen van de LocHal heeft zich een kleurrijk gezelschap verzameld voor het evenement, dat wordt gemodereerd door Astrid Cats, directeur van TAC Eindhoven en lid van de stuurgroep van het platform. Atty Bax, beeldend kunstenaar en adviseur/curator bij Kunstloc Brabant, verzorgt de introductie. Kunstloc, voorheen BKKC, organiseerde de dag samen met het recentelijk opgerichte AIR platform Brabant. De ontstaansgeschiedenis van het platform gaat echter terug naar een eerdere lezing van Pascal Gielen, die later deze dag spreekt. Deze lezing motiveerde Bax om in 2016 samen met TransArtists* de huidige stand van zaken bij de Artist in Residence in Brabant te onderzoeken. Een traject dat werd afgerond met een werkcongres in maart 2018 Working on the marginsplaats, waar is gesproken over de positie van AIRs in Brabant in relatie tot internationale residencies. Het werkcongres bleek het startsein voor de formatie van een netwerk van Brabantse AIRs die de handen ineenslaan om hun positie te versterken en zich zowel lokaal als internationaal te kunnen profileren wat heeft geleid tot het oprichten van het AIR platform Brabant.

Hoewel de prioriteit van het netwerk is om de vindbaarheid van de Brabantse AIRs te vergroten plaatsen zij de deelnemende residencies ook in een bredere context. On the Air begint met die context. Rebecca Nelemans, die namens het Mondriaanfonds als ‘regiomakelaar Zuid’ de ontwikkelingen op cultureel gebied van de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg onderzoekt, trapt het evenement af en licht kort het beleid toe van het Mondriaanfonds met betrekking tot Artist in Residencies door de regelingen te tonen op de website van het Mondriaanfonds. Via ‘talentontwikkeling’ naar ‘gastateliers’ is er informatie te vinden over gastateliers – een andere benaming voor AIRs – in binnen- en buitenland. Het Mondriaanfonds heeft een beperkt aantal ateliers geselecteerd waarvoor je als kunstenaar subsidie kan aanvragen. Lex van Lith, directeur van stichting Beeldenstorm, vertelt aan het eind van Nelemans presentatie hoe het is om deel te nemen als gastatelier bij het Mondriaanfonds. Hij ervaart dat met Beeldenstorm als zeer positief, al is heeft het lang geduurd voordat ze in deze regeling zijn opgenomen. 

*Transartists, een kenniscentrum met als doel de cultuursector en makers in het bijzonder te informeren over AIRs in en buiten Nederland, is in 1997 opgericht.

Marleen Kappe – Park 2019

Belang van een residency voor de kunstenaar

De volgende spreker is Marleen Kappe, die naar aanleiding van haar residentie in PARK Tilburg gedurende de zomer van 2018 vertelt ze over haar ervaring met dit gastatelier. Kappe legt uit dat haar werk, dat eerst vooral uit figuratieve tekeningen met veel mensfiguren bestond, een sterke ontwikkeling heeft doorgemaakt. Steeds vaker bouwt ze haar tekeningen uit, en krijgen installaties een groter aandeel. Met deze residency in PARK heeft Kappe de kans gegrepen om haar tekeningen en installaties te onderzoeken, en wel op een oppervlakte van 200 vierkante meter. 
Het enthousiasme van Kappe is aanstekelijk en haar presentatie geeft een duidelijk beeld van het belang van AIRs voor kunstenaars. Ze vertelt vooral over het kruispunt in haar carrière waarop ze zich op dat moment bevond, en de ruimte en tijd die ze door de residency had om richting te geven aan haar werk. “Wat me opvalt”, zegt Cats in de vragenronde, “is dat ik het gevoel heb dat je ontzettend hard gewerkt hebt. Een atelierruimte periode lijkt soms een zalige rust, maar dat is het dus niet”. In reactie op de opmerking van Cats legt Kappe uit dat je als beginnend kunstenaar vaak bijbanen hebt en daarnaast niet zo ‘intens’ kan werken. Bij PARK had ze twee maanden de tijd om zich op niets anders te focussen dan haar kunst. Door PARK is ze volgens haar eigen woorden “op een heel ander punt uitgekomen en een stap verder. Normaal gaan die ontwikkelingen veel langzamer”. 

Op de vraag uit het publiek waarom Kappe precies de residency wilde doen antwoordt ze dat ze tijd wilde om zich te verdiepen in haar eigen werk. Ze legt uit dat ze bij een tentoonstelling normaal gesproken een week opbouwtijd heeft, bij de residency had ze twee maanden. Daardoor kon ze ook fouten maken, wat net zo belangrijk is voor dat proces. Een ander interessant element van de residency waar Kappe de nadruk op legde is de openstelling voor publiek. In overleg met PARK was de ruimte een paar dagen opengesteld voor publiek tijdens de opbouw, dat daardoor erg betrokken was en het gesprek met haar aanging. Het motiveerde Kappe dan ook dat de bezoekers geïnspireerd raakten door haar werk. 

Na het verhaal van Kappe opent Esther van Rosmalen, een lid van de stuurgroep van het platform, het gesprek naar Rob Moonen van Park, met de vraag hoe hij de residency heeft ervaren. Die legt uit dat het moeilijk is om in de zomerperiodes genoeg publiek te trekken, maar deze wel voor de kunstenaars wil inzetten. Als oplossing heeft  PARK besloten om hun ruimte in de zomer te laten gebruiken als residency, wat voor Park een mooie aanvulling is op hun tentoonstellingsprogramma. 

Pascal Gielen

Chronotopiën

De derde spreker van de dag is Pascal Gielen, hoogleraar cultuursociologie bij het Antwerp Research Institute for the Arts (ARIA). Hij spreekt over het boek Contemporary Artist Residencies, Reclaiming Time and Space dat hij samen met de Finse Taru Elfving en Irmeli Kokko schreef. In het boek, vertelt Gielen, heeft hij de AIRs in vier ‘soorten’ opgedeeld, die hij chronotopieën noemt: een concept uit de literaire theorie waarmee wordt bedoeld hoe situaties in tijd en ruimte worden omschreven in woorden. “Wij werkende mensen begrijpen de wereld door tijd en ruimte”, meent Gielen, een plek alleen is daarom ook geen residency volgens hem, dat wordt het pas als een bepaalde periode voor het gebruik van de ruimte is bepaald. Die periodes zijn volgens Gielen gewoonlijk tussen de 2 maanden tot soms 5 jaar.

De eerste chronotopie heeft Gielen ‘mijn chronotoop’ genoemd. Deze vorm is gericht op individualisme, de kunstenaar mag er “doen wat hij wil”. Thema’s die Gielen noemt voor deze Chronotopie zijn ‘aangeboren talent’ en ‘introspectie’. De kunstenaar zoekt hier de creativiteit ‘in zichzelf’ en de residencies die hierin passen zijn dan ook vrij geïsoleerd. De tweede chronotopie heet de netwerkchronotoop, die tevens is gericht op individualisme maar dit keer zeer goed is verbonden is met de kunstwereld. Veel publieksmomenten zijn dan ook typisch voor deze vorm van AIR. Thema’s die Gielen hier noemt is ‘springplank’ en ‘exhibitionisme’. Het draait niet alleen maar om kwaliteit bij deze AIRs, het geproduceerde werk moet ook goed zichtbaar zijn voor het publiek, zodat het als katalysator voor de carrière van de kunstenaar kan fungeren. Het voorbeeld dat Gielen hierbij noemt is de Rijksakademie in Amsterdam. De derde chronotoop heet de alterchronotoop, waar kunstenaars op zoek gaan naar “iets anders” om daar inspiratie uit te putten. Dominerende thema’s bij deze vorm zijn ‘inhoud’, ‘sociaal engagement’ en ‘het ambachtelijke’. Deze vorm is vandaag de dag populair, stelt Gielen, en krijgt vrij gemakkelijk subsidie. De vierde en laatste vorm van AIR is de ‘ingebedde chronotoop’, waar kunstenaars een duurzame verhouding zoeken “met de wereld”. Volgens Gielen zoeken kunstenaars dit soort AIRs op als escapisme of om buiten het systeem om te werken en op een eigen manier vorm te kunnen geven aan artistieke praktijken, en praktijken daarbuiten. Gielen sluit af met de opmerking dat in de negentiende eeuw productie overal centraal stond, en in de twintigste eeuw reflectie. Deze eeuw, zegt Gielen, zal in het teken staan van “de oefenende mens”.

Na zijn presentatie worden er een aantal interessante vragen gesteld door het publiek, die Cats samenvat met de conclusie. “Het klinkt alsof kunstenaars zelf een bewegend model ontwikkelen waarin ze van residency naar residency gaan”, merkt ze op, “hoe zie jij dat?”. Gielen stemt hiermee in en meent dat residencies tegenwoordig steeds meer een “eigen economisch systeem” vormen met “beroepsresidencykunstenaars” die volledig afhankelijk zijn van AIRs, en daardoor afhankelijk van wat Gielen de “biënnale hysterie” noemt. Hij vindt het positief dat deze kunstenaars aan de markt weten te ontsnappen, maar voegt daaraan toe dat residencies niet altijd optimaal zijn, en doelt daarbij vooral op het financiële aspect: “Deze kunstenaars leiden waarschijnlijk een sober bestaan”.

www.airbrabant.nl

Na de pauze presenteert Van Rosmalen de website van AIR platform Brabant. Ze vertelt over de visie van het platform en de dertien AIRprogramma’s die reeds bij het platform aangesloten zijn. AIRs, die allemaal een eigen pagina hebben op de site zodat er een duidelijke overzicht is waar deze zich bevinden en wat hun unieke karakter is. De website bevat niet alleen praktische informatie maar ook verhalen over de ervaringen van kunstenaars met een residency, en natuurlijk de verslagen van het platform zelf. De site is nog in de ontwikkelfase en wordt vooralsnog beheerd door de stuurgroep van het platform. In de nabije toekomst is het de bedoeling dat dat de AIRs zelf de informatie leveren welke kunstenaars er resideren en welke activiteiten ze hebben. De stuurgroep als de eindredactie van de website voeren. In de ontwikkeling van het platform zelf ligt de nadruk heden op de beeldende kunst, maar met de intentie om ook uiteenlopende disciplines aan zich te binden die de autonomie van de beroepspraktijk voorop stellen.

De bezoekers van On the Air, bestaande uit kunstenaars, beleidsmakers en professionals,  sluiten de dag af met de deelname aan drie werksessies, die in vier thema’s zijn opgedeeld: talentontwikkeling, internationalisering, financiering en wederkerigheid. De sessies bieden ruimte voor de bezoekers om zich te verdiepen in de thema’s, en blijken een geschikt moment voor vooral kunstenaars en beleidsmakers om met elkaar in gesprek te gaan. Nieuwe ideeën ontstaan die het platform voeden om niet alleen zichzelf te verbeteren maar ook hun rol ten aanzien van de kunstenaars. Maar ook de behoefte tot meer uitwisseling en overeenstemming van soms toch wel abstracte begrippen. De levendige discussies die aan het einde van de middag ontstaan getuigen van een grote behoefte aan uitwisseling van informatie over AIRs, en onderstrepen de relevantie van een initiatief als AIR platform Brabant en een belofte voor de toekomst.

Auteur Veerle Driessen