In reactie op het onderzoek Internationalisering in een Post-Coronasamenleving voor Brabantse AIR’s
Mijn reactie is gebaseerd op de essays, mijn eigen ervaring met AIR’s en wat ik zie bij het bezoek van expositie in AIR ruimtes. Wat ik tot nu toe ervaar met AIR’s is dat het een bubbel periode is waarvan de buitenwereld alleen een inkijkje krijgt zodra het presentatiemoment aanbreekt. Ik vraag me dan af wat de toegevoegde waarde is als we een kunstenaar uit het buitenland hierheen halen om een paar weken solo zijn ding te doen in een ruimte, daarna mensen uit te nodigen voor het presentatiemoment (als dat fysiek door kan gaan in deze tijd) en het vervolgens weer op te ruimen. Er zou meer gebruik gemaakt kunnen worden van de werkperiode om kennis te delen met o.a. lokale kunstenaars, academies (St. Joost bijvoorbeeld) en eventueel zelfs tussen AIR’s. Ik zeg niet dat de hele werkperiode volgestopt zou moeten worden, maar aangezien een AIR werkperiode geen 9 tot 5 dag is denk ik dat er voldoende ruimte moet zijn om ontmoetingsmomenten te creëren. Ik denk dat dit erg waardevol kan zijn binnen het programma.
Ik vraag me dan af wat de toegevoegde waarde is als we een kunstenaar uit het buitenland hierheen halen om een paar weken solo zijn ding te doen in een ruimte
Als het fysiek tonen van werk voor een langere tijd niet mogelijk blijft zou het een goede toevoeging zijn voor de kunstenaar om zijn of haar proces via andere wegen te delen. Het meest waardevolle aan de AIR’s is de ruimte voor dialoog, ontmoeting en experiment. Maak hier volop gebruik van (b.v. via social media, podcasts, etc.). Digitale meetings om kennis te delen kunnen waardevol zijn omdat je een grotere focus hebt en doelgerichter met elkaar in gesprek kan gaan dan bij een opening. Als voorbeeld; een online “meet the artist” moment, waarin de kunstenaar over zijn werk en proces kan praten. Ik kan alleen uit eigen ervaring praten en zeggen dat digitale tentoonstellingen niet altijd het antwoord zijn. Fysieke tentoonstellingen zijn voor mij erg belangrijk omdat de fysieke reactie op mijn werk veel voor me betekent. Ik zie graag hoe een kijker het werk ervaart en ga het dialoog met ze aan om mijn eigen thema’s verder te kunnen onderzoeken. Ik kan me voorstellen dat dat voor meerdere kunstenaars geldt. Mocht dit niet gaan zie ik zeker toegevoegde waarde in AIR randprogramma’s om processen en ideeën uit te wisselen met andere, om de intentie van het werk toch over te kunnen brengen, mocht het werk daarna alleen online getoond worden.
In mijn ogen is internationalisering van belang om de grenzen te verleggen van wat ons bekend is, of dat nou binnen kunst, cultuur, of onze normen en waarden is. Hoe zouden we ons anders kunnen verhouden tot bijv. niet-Westerse kunst als we het alleen kunnen bekijken vanuit onze eigen context. Internationalisering is een ontzettend groot begrip. In welke context wil AIR Brabant deze term gebruiken? Ik zou graag zien dat het wordt voorkomen als woord wat op een subsidie checklist terecht komt. Zoals in het essay wordt besproken; ‘’Juist omdat internationalisering als realiteit zo dagdagelijks is, het ís in plaats van een ideaal, kan het tevens als ‘loze term’ functioneren. En als derde optiek: het begrip is veilig.’’ Hoe geef je invulling aan dit begrip en kan de AIR ervoor zorgen dat het dieper gaat dan het aanhalen van oppervlakkige diversiteit? Ik heb zo mijn eigen ervaringen (betreft geen AIR situaties). Ik ben zelf wel eens de Iraanse kunstenaar genoemd tijdens een expositie terwijl ik Nederlands ben. Ook vraag ik me soms af of ik voor een open call gekozen ben vanwege de kleur van mijn huid en niet-Westerse naam. De kunstenaar die wordt gekozen om het hokje diversiteit af te vinken zal voelen dat de intenties niet oprecht zijn.
Hoe geef je invulling aan dit begrip en kan de AIR ervoor zorgen dat het dieper gaat dan het aanhalen van oppervlakkige diversiteit?
Dit soort ervaringen heeft voor mij een effect op het begrip ‘een goede wereld’. Voor mij is dat het aannemen van een proactieve activistische houding, deze standpunten kunnen de AIR’s innemen om ook kunstenaars aan te trekken die zich op dat gebied doen ontwikkelen. Het hoeven geen thema’s te zijn die letterlijk gaan over diversiteit. Inclusie is voor mij een belangrijk item, maar dit moet niet afdoen aan de kwaliteit van het werk. Met inclusie bedoel ik ook het vast blijven houden van de lokale kunstenaars. Zo zou ik het jammer vinden als internationale kunstenaars worden verkozen boven lokale kunstenaars die de taak even goed (of zelfs beter) hadden kunnen verrichten. Om dit soort keuzes goed te kunnen onderbouwen is het belangrijk om de standpunten van de AIR’s gericht en gedetailleerd te beschrijven zodat het niet een breed algemeen thema blijft wat op het oppervlak blijft zweven.
Internationalisering kan tevens op kleinere schaal, om er verantwoord mee om te gaan en de Brabantse hub nog steeds te voeden. Dit kan door samenwerkingsverbanden aan te gaan met degene die zich al in de AIR bubbel bevinden. Mocht het fysiek reizen tussen landen voor langere tijd niet mogelijk zijn, zijn er nog genoeg andere alternatieven. Een internationale AIR hoeft niet van ver te komen. Er zijn binnen onze eigen landsgrenzen en buiten onze Brabantse bubbel genoeg mensen die hierheen zijn gekomen, misschien niet voor de kunsten, maar ze hebben wel andere (culturele) achtergronden die ons iets nieuws hebben te bieden. Het is ontzettend mooi dat het proces van het maken zo vrij is, het geeft de kunstenaar de ruimte om een verhaal te doen en een (wereld)visie te delen.
Tijdens mijn eigen werkperiode bij Witte Rook eind 2019 wilde ik de (werk)plek veranderen in een huiselijke setting waar ik mijn ding kon doen en het ook als huiskamer kon presenteren aan de kijker. Van de Ven en Gielen hebben het in de essays over het waarderen van de mentale reis en de waarde van het vertraagd reizen. “Ook het feitelijke zien van verandering in je omgeving onderschrijft de waarde van meer vertraagd reizen (als metafoor) en het heroverwegen van de AIR: afstand nemen kan beginnen bij het verlaten van je eigen huis, niet bij aankomst op een plek ‘na een korte vlucht in het vliegtuig’.” In feite begint je voorbereiden voor je residentie al in je eigen huis. Ik vraag me af hoe het zou zijn als zelfs deze tijd meegenomen zou worden in het idee van een AIR. En om nog een stap verder te gaan, hoe zou het zijn om te delen wat je beginpunt van de reis is, bijvoorbeeld via online momenten. Het lijkt me erg interessant om te zien waar een (internationale) kunstenaar vandaan komt (letterlijk en figuurlijk) om een beter beeld te krijgen van het werk dat wordt gemaakt.
Ik denk dat online momenten erg belangrijk kunnen zijn in de toekomst van AIR Brabant. Ik zou graag willen zien dat de momenten op andere manieren worden ingezet om het verhaal van de kunstenaar te kunnen versterken en kennis te delen, dus niet alleen als vorm van (online) eindpresentatie. Daarnaast is het ook voor het klimaat een plus door onnodig reizen tegen te gaan. Ook werkt het beter beheren van socials als een stukje PR om Brabant on the map te zetten voor (internationale) kunstenaars die toch sneller naar de grote steden trekken. Ik merk dat uitwisseling tussen kunstenaars uit grote steden en Brabant beperkt blijft, ik zie vaak dezelfde kunstenaars in de Brabantse bubbel. Uitwisselingen tussen AIR Brabant en instanties buiten Brabant zouden misschien een efficiëntere manier van internationaliseren kunnen bevorderen.
In mijn notitieboek heb ik de notitie “komen en gaan zonder er te staan” genoteerd. Ik weet niet meer precies waar ik naar refereer. Maar het doet me denken aan dit beeld dat ik toevallig heb geschoten tijdens mijn eigen werkperiode.
Auteur: Hemaseh Manawi Rad
Mei, 2021
Dit onderzoek wordt ondersteund door het Mondriaan Fonds.