Back to overview

Post 1.

11/11/2020 INTRODUCTIE

‘Wat is een goede wereld?’[1]

Tijdens het ontwerpen van dit onderzoek, waaraan we nu beginnen, viel mijn oog op de kaft van een lichtgrijs boek in mijn boekenkast: De barbaren (2017)[2], geschreven door de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco. Ik had voor het eerst naar Baricco’s woorden geluisterd in Cultuurbarbaren, een documentaire uit 2016 die de positie van de kunsten in de samenleving scherp tegen het licht houdt. Vooral kunstenaar Renzo Martens, die het kunstwerk ten tonele voert als ‘enige object in de wereld dat het eigen bestaansrecht tot in zijn kieren kan bevragen, maar die bevraging dan wel volledig door moet voeren – ook voorbij het werk, in de context waarin het werk zich manifesteert –’ is mij vanaf toen altijd bijgebleven. Die ‘volledige bevraging’ is wat ik mezelf de komende maanden ten doel stel, en wel met betrekking tot de definitie van het multi-interpretabele en beslagen internationaliseringsbegrip in de kunsten, in het bijzonder voor AIR’s (artist-in-residencies) in Brabant; de centrale casus in dit onderzoek.

Ik las Baricco’s woorden op mijn plank. Op de eerste pagina van zijn schrijven werd zijn urgentie tot ‘live’ werken al helder: schrijven onder de ogen van de lezer, gericht op “de noodzakelijkheid van het nadenken [meer] dan op de behoedzaamheid van het publiceren” (2017:7). En zo publiceerde Baricco een dertigtal teksten in het Italiaanse dagblad La Repubblica die samen met de aanvulling van twee toegevoegde hoofdstukken zijn latere boek op de boekenplank van menigeen en mij vormden. Als ode aan Baricco’s onderneming en inspiratie door zijn publieke handelen, publiceer ik de komende tijd live[3], met de daarbij optredende zwakheden en onvoorzichtige snelheden in het schrijven als bijkomstig resultaat, maar omwille van het centrale thema in dit onderzoek: Internationalisering in een Post-Coronatijdperk. In deze tijden kunnen we niet anders dan vanuit de actualiteit handelen, in andere woorden: de actualiteit zelve zijn. Dit onderzoek bestaat uit het zogezegd ‘rauwe’ format aan geanalyseerde bronnen die gedurende de onderzoeksperiode, die hierbij start, de boventoon voeren.

INTERNATIONALISERING  

Om de vraag die komende maanden centraal staat in te luiden, wil ik kort terug naar 12 maart 2020, vlak vóór het publieke intreden van Covid-19 in Nederland. Esther van Rosmalen (stuurgroep AIR platform Brabant) en ik spraken af in de Lochal om te spreken over de Proeftuin Internationalisering die begin dit jaar (2020) door BrabantStad en Kunstloc in het leven van het Brabantse kunstdiscours was geroepen. Een onderzoek naar internationalisering in een tijd waarin ‘internationaal-handelen’ haast onmogelijk leek, leek toen vooral ironisch. Ingediende projectplannen voor de Proeftuin waren toegekend aan individuele AIR’s en het Platform (een samenwerking tussen aanbieders van AIR’s in Brabant) als zodanig, maar het begrip was algauw in een compleet ander vaarwater terecht gekomen: de wereld stond voor meer dan de helft stil. We waren in een tijd beland waarin we grenzen niet meer konden passeren, en waarin ‘internationaal handelen’ in eerste instantie uit den boze leek.

Internationalisering lijkt in haar definitie letterlijk uit te gaan van het aangaan van verbindingen over afstanden heen, veelal over de eigen landgrenzen, waar ook ‘internationale rivieren’ door VanDale als rivieren worden verhaald die door verschillende landen stromen, of de grens daarvan vormen. Ze zijn dus van- en vanuit de zee bevaarbaar. Maar is dit het enige fundament van het begrip, die concrete passage van een ‘grens’? Betekent het sluiten van grenzen dan direct een stagnatie van internationaliseringsplannen? En wat vertelt dit ons over de waardenanalyse van het begrip als zodanig?

Juist nu, en met het oog op de toekomst, lijkt het internationaliseringsvraagstuk bij uitstek relevant en noodzakelijk om als vraag open te leggen. Eén van de aanleidingen die de doorslag hebben gegeven dit onderzoek te willen uitvoeren, is het eerder onderstreepte belang naar een kennisfundament waarop Brabantse AIR’s nu en in de toekomst kunnen steunen. Zij fungeren als plekken voor concentratie, gastvrijheid (‘care’) en experiment daarom voor mij als (micro)casus om tot een definitie van het internationaliseringsbegrip in een Post-Coronasamenleving te kunnen komen.

IN DE BAN VAN EEN WORSTELING

Eén van de eerste werkconferenties waarin individuele AIR’s in Brabant samenkwamen om te discussiëren over hun centrale uitgangspunten, was in 2018. ‘Working on the Margins’ in het voormalige bkkc onderstreepte, zoals de titel doet vermoeden, de ruimte van een AIR als ‘margin’: een kier in de samenleving die vrijgemaakt moet blijven worden als verlegger van het systeem. Het kan doorbreken wat zogenoemd ‘normaal’ zou zijn. In navolging op deze werkconferentie werd de behoefte om ‘het eigen functioneren als AIR platform Brabant te bevragen’ in lijn met die positie van ‘kier’ in de samenleving kenbaar gemaakt. Daarvoor moet het eigen handelen allereerst niet worden beaamd, maar continue worden overwogen. Het centraliseren van dialoog, om de margin continu te actualiseren en in te nemen, is wat het Platform beoogt, maar daarvoor is de ‘Hoe’ vraag, als vraag naar het vormgeven van de eigen identiteit, belangrijk om te blijven stellen.

Tegelijkertijd speelde in Brabant het opstellen van een regioprofiel Noord-Brabant een rol, en nog meer de daaropvolgende ‘Proeftuin Internationalisering’. Plannen werden geschreven: er werd invulling gegeven aan de implementatie van ‘internationaal handelen’ in recente programmeringen begin 2020, maar de Hoe vraag naar het fundament van het begrip in de identiteit van Brabantse AIR’s werd niet collectief gesteld, of beantwoord. Om over internationalisering te kunnen spreken, besloten in de eigen identiteit, zal het begrip allereerst moeten gaan ‘landen’. Anders blijft het een term gestoeld op een beslagen inhoud.

Op 20 juni 2019 vond in Brabant het eerste Kenniscafé Internationalisering plaats om het door OCW en BrabantStad gezamenlijk beschikbaar gestelde budget van €800.000,- te bespreken, als programmalijn uit het regioprofiel BrabantStad Internationalisering. Duidelijk werd dat de invulling van het internationaliseringsbegrip in het culturele veld zeker werd gezocht, met name in AIR’s. Juist AIR’s, om Jenneke Harings (Kunstloc Brabant) te parafraseren[4], zijn plekken die buitenlandse makers onderbrengen evenals plekken in het buitenland waar ook (Brabantse) makers naartoe kunnen gaan. Het is het internationale netwerk wat AIR’s doet onderscheiden. In het regioprofiel wordt toegeschreven naar een ‘stevigere internationale positie op het gebied van kunst en cultuur in Brabant’ (mail Cultuurplan Tilburg, 30 oktober 2019) hetgeen het beginpunt markeerde om het begrip invulling te gaan geven, maar een definitie van het begrip werd niet benadrukt. Brabant opereert als enige provincie met een Internationale Proeftuin en zou richtinggevend kunnen zijn voor landelijk beleid. Een theoretisch én praktisch fundament leggen is dan echter van groot belang.

Het overhandigen van het internationaliseringsbegrip aan AIR’s, zoals ook door Chris van Koppen onderstreept (nog voordat bkkc in Kunstloc veranderde), maakt duidelijk dat AIR’s kunstenaars bovenal kunnen samenbrengen. AIR’s geven daar in de Proeftuin als ‘proef’ gehoor aan, maar door Covid-19 zijn de eerder gehonoreerde plannen begin 2020 uitgesteld óf aangepast. Een kleine maand nadat de Coronacrisis in Nederland was ingetreden werd duidelijk dat het doel van de Proeftuin ongewijzigd zou blijven[5]: het Brabantse internationale culturele initiatief een boost geven in een ‘nieuwe vorm’ uitgaande van de sporen waarin de Proeftuin is aangevraagd. Maar dat de eerdere internationaliseringsplannen in het licht van de tijd op een schopstoel zijn komen te liggen, onderweg naar een nieuwe uitwerking of het uitstellen naar een nabije toekomst, staat vast. Kleine organisaties vrezen de voorbije maanden, waar het nieuwe, rechtse bestuursakkoord van de Provincie er nog een grote schep bovenop doet.[6]

Bron: https://www.bd.nl/brabant/brabantse-cultuurbaas-over-dikke-middelvinger-we-hebben-een-beetje-onderschat-hoe-gevoelig-het-ligt~afe49ed4/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.nl%2F

Ik vraag me sterk af waartoe we uitstellen, in een tijd waarvan de duur niet duidelijk is, en die het internationaliseringsbegrip in de samenleving mogelijk blijvend verandert.


In de breedheid van het internationaliseringsbegrip dat mijns inziens multi-interpretabel van aard is, start ik dit onderzoek vanuit de urgentie dat we juist nu samen naar het begrip moeten kijken. Een tijd die ergens stil ligt, kan ons afstand laten nemen van hoe we denken dat iets is of zou moeten zijn, zoals de Proeftuin een ongekende kracht in internationalisering ziet, maar het niet vastgesteld is Waarom. In dit onderzoek wordt de vraag in wat voor samenleving het internationaliseringsbegrip – dat veelal als containerterm doorgaat voor en in beleid – terecht komt, gesteld. En wat dit betekent voor een dergelijke definitie. Als er voor internationalisering wordt gekozen, moet internationaal denken en handelen oprecht onderdeel van de eigen identiteit worden.

  • Een hypothese: Internationaal handelen heeft te maken met het incorporeren van dergelijke programmeringswaarden, hetgeen verder gaat dan het (‘eenmalig’) binnenhalen van iemand over een landgrens. Het is, in andere woorden, méér dan een brug maken met een programmering van een andere cultuur om ‘internationaal-te hebben- gedaan’. Die waarden moeten we allereerst benoemen. Internationalisering omvat dan waarden die gerealiseerd moeten worden, opdat deze waarden, zonder ‘internationalisering’ achterblijven en/of niet worden gewaarborgd in de eigen artistieke programmering en identiteit
  • Een aansluitende hypothese: Het ontmoeten van andere(n) [lees: mensen, culturen, infrastructuren] zorgt ervoor dat we worden geconfronteerd met iets buiten Het Zelf. Het moge juist die afstand zijn, die bedreigend zou kunnen voelen omdat het ons confronteert met onze eigen kwetsbaarheid, die ons laat groeien; zo schreef Judith Butler al haarscherp (2004)[7]. Deze interactie met iets of iemand gaat concreet als een aanraking door waarmee we onszelf intern moeten laten vervullen. Juist dat wat buiten Het Zelf opereert, en hard en overschrijdend aan kan voelen, leert ons dus onszelf te worden. Internationaal opereren impliceert dan een afhankelijkheid die we moeten omarmen, hoe eng zij ook moge zijn. ‘Afstand’ is daarvoor noodzakelijk, zoals door AIR’s gewaarborgd. Maar hoe nemen we afstand ten tijden en ná Covid-19 om oprechte verbondenheid (opnieuw) vorm te geven? Internationalisering vraagt nu om een onderzoek naar (nieuwe vormen van) oprechte verbondenheid
  • Aanvullend: internationalisering draagt bij aan de zichtbaarheid en het bestaansrecht van AIR’s in Brabant, zoals het Platform zichzelf ten doel stelt

Komende maanden stel ik een aantal deelvragen centraal, die als volgt te benoemen en verdelen zijn:

DeelvraagCentraal in onderzoek  
Betekent het sluiten van grenzen een stagnatie van internationalisering(splannen)?  Fase 1 & 2
Wat vertelt de actualiteit ons over de waardenanalyse van het internationaliseringsbegrip?  Fase 2
(Hoe) verandert het internationaliseringsbegrip nu en met oog op de toekomst voor AIR’s in de samenleving?  Fase 2 & 3
Wat betekent internationaal handelen eigenlijk? En waarop steunt het individuele en collectieve handelen van AIR’s in Brabant?  Fase 2 & 3
Gaat het tonen van internationale kunstenaars wel over internationalisering? Fase 1
Wat is het doel achter het internationaal opereren als platform?  Fase 1 & 2
Wat zijn de intenties om met het internationaliseringsbegrip duurzaam om te kunnen gaan?  Fase 1, 2 & 3
Wat betekent ‘internationaal betekenis’ hebben voor AIR’s in Brabant?  Fase 1, 2 & 3
Hoe draagt internationalisering bij aan zichtbaarheid en bestaansrecht van AIR’s in Brabant?  Fase 1, 2 & 3

ONDERZOEKSSTRUCTUUR  

In lijn met Merlijn Twaalfhoven’s pleidooi op 27 maart in NRC, geloof ik erin dat we het niet-weten wat er gaat komen kunnen gebruiken om de grootste vraag die er nu speelt, te beantwoorden. Die vraag luidt: Wat is een goede wereld? In die vraag naar de toekomst schuilt het internationaliseringsbegrip voor mij. Het omarmen van de huidige situatie vraagt om een actief en open onderzoek. Waar wetenschappelijk onderzoek geen toekomst kan voorspellen, kan dit onderzoek dat evenmin. Wat het wel kan doen is vanuit het bestaande, door dicht op de actualiteit te handelen, internationalisering in beeld brengen. Daarom focus ik mij in dit onderzoek op wat internationalisering was om en nabij vóór maart 2020 (Fase 1), internationalisering in de periode van Covid-19 gerelateerd aan dit onderzoek (Fase 2) en wat dit betekent voor een (her)definiëring van de term (in de toekomst) (Fase 2 en 3).

Oproep

Graag nodig ik jullie uit tot deelname in dit onderzoek naar de waarden en handelingen die de definitie van het internationaliseringsbegrip kleuren, zodat deze tekst niet als alwetende verteller zwevend boven de realiteit vertelt hoe iets ís, maar we samen op zoek gaan naar internationaliseringswaarden en het doorvoeren hiervan in ons handelen. “The future is being written today, let’s write it together with all of our hearts and our humanity”, schreven Jennifer Morgan en Anabella Rosemberg als Executive Directors van Greenpeace al op 22 maart in lijn.


Welke waarden dragen bij aan een gemeenschappelijke internationaliseringsdefinitie voor en door Brabantse AIR’s en hoe verworden deze waarden tot grondleggers van het individuele en collectieve handelen nu en de komende jaren (na COVID-19)?


Naast dat Brabantse AIR’s als centrale casus fungeren, legt dit onderzoek een uiteenzetting van internationaliseringswaarden voor AIR’s in Nederland bloot, maar ook voor aanverwante discoursen, zoals in dit onderzoek geïnventariseerd: beleid, kunstdiscours, kunstonderwijs, onderzoek en aanverwante velden worden verbonden om de vraag – naar de definitie van het begrip – te beantwoorden. De dialoog tussen regionale en (inter)nationale perspectieven evenals de inhoudelijkheid vanuit het kunstveld en de visie vanuit beleid maakt het gesprek omtrent internationalisering tweezijdig mogelijk.

Vertrekkend bij hoe het begrip is gekleurd vóór 12 maart 2020, wil ik stilstaan bij het nu, om tijdens dit proces grip te krijgen op onze omgang met het internationaliseringsbegrip in de toekomst. Niet om de vraag lukraak te beantwoorden, maar om de vraag ‘Wat zijn mijn/onze internationaliseringswaarden eigenlijk?opnieuw en opnieuw te stellen.

3 fasen zijn hierin zoals kort aangegeven te onderscheiden

  • Onderzoek naar waardebepalingen in het internationaliseringsbegrip vóór 12 maart 2020

Fase 1 start met het terugkijken naar waarden* omtrent internationalisering. Deze inventarisatie wordt gemaakt op basis van het verkennen van archiefmateriaal en theoretisch onderzoek. Het uitvoeren van een inventarisatie naar de waarde toekenning aan het internationaliseringsbegrip vóór de crisis gaat uit van het theoretisch en praktisch laden van het begrip om tot een analyse van individuele en collectieve waarden voor Brabantse AIR’s te kunnen komen: waar komt het wel/niet overeen en waarop steunt het eigenlijk?

Focuspunten [lees: analysekaders en gesprekonderwerpen] die gedurende dit gehele onderzoek naar de internationaliseringsdefinitie van AIR’s worden gehanteerd, zijn:

1). (Toekomstige) ‘mobiliteit’,

2). (Toekomstige) ‘aanraking’) en;

3). (Toekomstige) artistiek productie(klimaat).

* “Waarde”: heeft betrekking op de toegekende waarde aan internationalisering gezien vanuit de centrale sectie in Fase 1. De verschillende waardebepalingen (wat is de waarde van internationalisering voor: beleid, kunstdiscours, onderwijs, in literatuur en voor AIR’s in Brabant?) worden hierin zichtbaar.

  • Onderzoek naar handelingswijzen, nu [lees: periode van onderzoek tijdens Covid-19] en in de toekomst 

Deze eerdere waarden resulteren mogelijk niet in een dekkende omschrijving van het internationaliseringsbegrip en hoe daar duurzaam naar te handelen, in een tijd voor de crisis geschreven. Dit is een hypothese die in het tweede hoofdstuk van dit onderzoek wordt onderzocht. Gezien in het heden nog nauwelijks onderzoek is gedaan, staat in deze fase het spreken centraal met verschillende partijen in plaats van het theoretisch inventariseren in Fase één. Dit betreft gesprekken met mensen uit onderzoek, kunstdiscours, kunstonderwijs, beleid, kunstpraktijk en AIR’s in Brabant als zodanig.

Deze gesprekken worden gevoerd aan de hand van vooraf bepaalde ontwikkelingen als gespreksthema’s, aangevuld met vragen gebaseerd op de zichtbaar geworden (voor)waarden in Fase 1, de deelvragen en aangevuld met verdiepingsthema’s die tijdens de 1e Fase zichtbaar worden*:  

  1. Mobiliteit: Reizen en afstand nemen (naar landen gaan & naar binnen halen)
  2. Aanraking: Contact maken en ontmoeten 
  3. Productieklimaat: Artistiek proces (nieuwe vormen van werken)

*N:B In te vullen op basis van de ontwikkelingen in de actualiteit m.b.t. internationalisering en door opgedane resultaten in fase 1. Uitgaande van het door Sebastian Olma verwoorde (2018) gedrag omtrent het Antropoceen is er “niets koppigs aan artistiek handelen dat eropuit is kunst te veranderen in de afdeling woninginrichting van het Antropoceen. De enige Weltbezug die in zo’n exercitie te vinden is, is die van gemakzuchtige onderdanigheid in dienst van een verdergaande esthetische verarming. Dat zou anti-kunst zijn in de slechtste zin van het woord” (2018: 108) . We moeten de tijd dus vooruit blijven door ons er niet tegenin te wenden maar vanuit betrokkenheid naar het bestaande kritisch te opereren.

“Waarde”: heeft betrekking op de herziene/geactualiseerde toegekende waarden aan internationalisering gezien vanuit de gesprekken in Fase 2. De verschilkende waardebepalingen (wat is de waarde van internationalisering voor: beleid, kunstdiscours, onderwijs, in literatuur en voor AIR’s in Brabant tijdens en na Covid-19?) worden hierin zichtbaar.

“Handelingswijzen”: het handelen naar- en vanuit de zichtbare waarde maakt duidelijk hoe de waarde internationalisering ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd in de praktijk, en welke positie AIR’s in Brabant hierin innemen. Tijdens de gesprekken en bijdragen in deze Fase wordt gesteund op uitgangspunten waarop de gesprekken gefundeerd zijn, dit zijn: 1). De eerdere waarden uit fase 1, 2). Gespreksthema’s, en 3). Deelvragen behorende bij Fase 2. Alle begrippen (onderwerpen, thema’s) worden met de verschillende partijen besproken, om uiteenlopende expertises in gelijke mate te belichten.

  • De concrete (her)definiëring van (eerdere) waarden voor een internationaliseringskoers

Waar het individuele handelen van een AIR zich focust op het innemen van een positie in een groter geheel van internationaliseringsprogrammeringen die langzaam zichtbaar worden gedurende het onderzoek, biedt het collectieve handelen een visie en missie. De individuele AIR’s bezitten de ruimten voor het fysiek kunnen implementeren van handelen, het collectieve Platform kan een beleid uiteen zetten uitgaande van de Brabantse infrastructuur. De plek voor artistieke internationalisering creëren en vormen zij samen.  

De waardebepalingen en handelingswijzen worden samen een rapportage over de begripsbepaling van internationalisering.

In elke fase wordt antwoord gegeven op een aantal deelvragen. Iedere fase levert daarmee een volgende stap in de beantwoording van de verschillende vragen, om uiteindelijk de centrale hoofdvraag in dit onderzoek te kunnen beantwoorden.


Voor aanvullingen, overwegingen, bronnen, vragen en interesse tot dialoog (e.d.), mail naar lizavoetman@gmail.com of neem contact op met AIR platform Brabant via deze website.


Scroll door naar post 2: BELEID


BIBLIOGRAFIE

Baricco, A. (2017). De barbaren. Amsterdam, Nederland: De Bezige Bij.

Butler, J. (2004). Undoing Gender. Abington, UK: Routledge.

Olma, S. (2018). Art and Autonomy. Rotterdam: V2_Publishing.

Twaalfhoven, M. (2020, 27 maart). Een onzekere toekomst? Leer van kunstenaars. Geraadpleegd van: https://www.nrc.nl/nieuws/2020/03/27/een-onzekere-toekomst-leer-van-kunstenaars-a3995162


[1] Zoals ook Marlijn Twaalfhoven’s op 27 maart al in NRC als vraag stelde

[2] Baricco, 2017.

[3] Vanaf het moment dat het Research Platform online is, medio januari 2021

[4] Mail 26-09-2019

[5] Mail Paulien Dankers, 15-04-2019.

[6] Zie ook https://www.bd.nl/brabant/brabantse-cultuurbaas-over-dikke-middelvinger-we-hebben-een-beetje-onderschat-hoe-gevoelig-het-ligt~afe49ed4/

[7] Butler, 2004.

[8] Olma, 2018.