Back to overview

Post 3.

14/12/2020 JE BENT MOMENTEEL IN DE EERSTE FASE VAN DIT ONDERZOEK: WAARDEN



Als we om te beginnen het begrip internationalisering nog eens ontleden, dan levert het eerste deel (‘inter’) een aanduiding voor de onderlinge relatie of betrekking tussen ‘iets’ en ‘nationaal’. Dit ‘iets’ betekent dus een relatie tot het nationale, maar is dus wel ‘iets’ anders. De onderlinge relatie tussen ‘iets’ met ‘iets’ dat ‘anders’ of ‘ergens’ anders is, legt met name een dialoog bloot. Hiermee krijgt, naast het internationale, ook het regionale of lokale ‘hier’ een directe positie in onderstaande sectie: gezien het onderdeel vormt van de werking van de dialoog waarop het begrip in AIR’s betrekking heeft.

De voorgaande sectie, beleid, leerde ons al dat internationalisering een bijdrage zou kunnen leveren aan de Brabantse, regionale inbedding van kunst: waar Kunstloc en BrabantStad het begrip inderdaad als speerpunt van aandacht hebben gemaakt in het Regioprofiel en er niet voor niets een ‘Proeftuin Internationalisering’ in het leven is geroepen. Regionalisering en internationalisering lijken direct aan elkaar verbonden te zijn, evenals de lokale context waarin een AIR zich huisvest op globaal niveau. Deze verbinding gaat uit van culturele ‘uitwisseling’: al dan niet fysiek of in een meer brede definitie van het woord. Zonder deze uitwisseling lijken we mondiale vraagstukken niet aan te kunnen.

Ik ga in deze tweede sectie verder in op de dialoogvorm tussen ‘hier’ en ‘daar’ als actieve, culturele relatie die een relationele werking kent. De inzichten uit sectie 1 worden dus niet losgelaten, maar als onderzoekframe meegenomen vanuit het perspectief van het kunstdiscours: wat zijn van hieruit de internationaliseringswaarden die voor Covid-19 benoemd werden, zo nodig verscholen ‘achter de tekst’? Binnen de gehanteerde indeling van dit onderzoek (met de thema’s mobiliteit, aanraking en artistiek productieklimaat) ga ik specifiek verder in op een verdieping van inzichten die in de vorige sectie al naar voren zijn gekomen:

Lokaal vs. internationaal: hoe verhoudt dit zich in de kunsten, in het bijzonder in AIR’s?

Culturele ‘uitwisseling’: welke waarden liggen hieraan ten grondslag en hoe krijgt dit vorm (in AIR’s)?

Specifiek ingaand op de positie van een AIR: Hoe om te gaan met de uitwisseling die internationalisering definieert, wat komt daarbij kijken voor een organisatie (host/gastheer)?

Uitgaande van het hebben van (artistieke) vrijheid: wat zijn zichtbaar waar te nemen omgangen met internationalisering uitgaande van het Hoe van de waarden wederkerigheid, inclusiviteit en duurzaamheid in de kunsten (in het bijzonder binnen AIR’s)?


Een voorbeeld.[1]

INTRODUCTIE   

Anders dan in sectie 1 zijn in onderstaand schema het Hoe en Waarom van internationalisering opgenomen: omdat duidelijk is geworden dat voorbij internationaliseringsdoelen met name de omgang met het begrip (het Hoe) en de noodzakelijkheid van het begrip (het Waarom) veelal onderbelicht blijven doch de basis vormen van de werking van het begrip, zoals in de inleiding van dit onderzoek als hypothese gesteld.


MobiliteitAanrakingArtistiek productieklimaat
  De handeling: (Hoe) te ‘bewegen’    De omgang (Hoe) met dialoog/contact  De inrichting (Hoe) van het werkveld
  (Waarom) het ontbreken van, resulteert in X    (Waarom) het ontbreken van, resulteert in X   (Waarom) het ontbreken van, resulteert in X  
Reizen & afstand nemen (van de eigen context), impliceert:
Naar andere landen ‘gaan’ / uit andere landen ‘halen’
Contact maken & ontmoeten (nabijheid/gastvrijheid), impliceert:
Openstellen voor ‘Een Ander’ en de daarmee gepaard gaande kwetsbaarheid (uit handen geven), dus:
Het ‘Hoe’ van een omgang, en daarmee:
Inclusiviteit en Care  
Duurzaam voortzetten v/d praktijk in internationaal werkveld, gaat uit van:
Zichtbaarheid & bestaansrecht van de kunstenaar én de AIR zelf, impliceert:
Collectiviteit (netwerk)  

Voordat ik wederom inga op de drie centrale begrippen in dit onderzoek vanuit archiefmateriaal, literatuurstudie en empirische observaties, wil ik kort stilstaan bij een reis die ik een jaar geleden maakte. Het was halverwege december 2019 en tijdens deze reis werd voor mij heel duidelijk dat het de ‘Hoe vraag’ is die centraal zou moeten staan in onze omgang met een onbekende context of cultuur, hetgeen veelal in fricties resulteert. Juist omdat deze sectie dieper ingaat op het Hoe van onze omgang met internationalisering, schets ik de reis hieronder kort.

3 nachten Marrakesh

Ik reisde naar Marokko, Marrakesh. Al voordat ik vertrok was ik mij zeer bewust van de reis die ik ging maken: slechts een paar dagen, om de casus van mijn essay – de kunstpraktijk van Laila Hida, (o.a.) oprichter van kunstinitiatief LE18 midden in de Medina – vanuit haar context te ervaren. Vanuit een interesse in haar omgang met autonomie door heteronomie [lees: maatschappelijke, politieke en economische krachten in de samenleving] vroeg ik mij sterk af hoe ik me daar, in een kort tijdsbestek en vanuit mijn westerse perceptie, überhaupt toe kon verhouden. Een soortgelijke vraag werd door kunstenaar Marieke Zwart gesteld toen zij in 2014 naar Curaçao reisde om een film te maken waarin een Curaçaose man de hoofdrol speelt. Tijdens het editen van de film vroeg zij zich af: “Kun je, als witte vrouw, een zwarte man tekenen, en het proces van tekenen – zonder de man in beeld te brengen – filmen?”[2] Juist het conflict wat ontstond in het handelen, maakt het vraagstuk volgens mij interessant: de verhouding van jezelf, in relatie tot de context waarin je je verkeert, de mensen met wie je werkt en de relatie tussen hen en het werk dat ontstaat, evenals de plek waarin dit werk zich eventueel kan gaan manifesteren. Context lijkt vaak met conflict gepaard te gaan, juist omdat we ons vanuit een gering kader kunnen verhouden. In het denken over de intenties van internationalisering is het Hoe van het aangaan van conflict daarmee speerpunt van aandacht, zoals in sectie 1 al onderstreept. Wanneer we interesse hebben in iets, iemand of een ander (buiten het Zelf), Hoe gaan we daar dan vanuit de juiste intenties mee om (zonder, bijvoorbeeld, te vervallen in een clichématige, westerse ‘gaze’)? (Voetman, 2020).

EEN MENS – EEN TREIN – EEN HOOFD – EEN VERPLAATSING MAAR WAT BETEKENT DEZE VERPLAATSING & WAT LAAT JE ACHTER, ALS JE BEWEEGT?

Na mijn korte verblijf in Marokko besef ik mij dat de bereidwilligheid voor dialoog met een onbekende ander of onbekende context, berust op te willen voelen: de ontmoeting echt áán te willen gaan (Voetman, 2020). Het besef dat onze blik altijd begrensd is, en we maar in een bepaalde mate buiten onze perceptie kunnen treden, betekent niet dat we de intentie om ons eigen denken en handelen te verruimen moeten opgeven. Integendeel. En dat is volgens mij de basis van AIR’s. Want ondanks dat wij altijd subjectieve belevers blijven, is het erkennen dat perceptie niet objectief maar eenzijdig en beperkt is, en dus subjectief, noodzakelijk. En daarvoor is mobiliteit een eerste voorwaarde die ik in onderstaande PDF vanuit het kunstdiscours in Nederland belicht, maar vooral de omgang (het Hoe) met ons fysieke en mentale bewegen.



SECTIE 2: KUNSTDISCOURS

1.         Download hier de 2e sectie als PDF,

2.        Of lees hieronder verder om direct door te gaan naar de             waardenanalyse die op basis van deze 2e Sectie gemaakt kan worden




Waardenanalyse internationalisering per focuspunt

Op basis van de geraadpleegde literatuur en brondocumenten kan geanalyseerd worden wat internationaliseringswaarden in het kunstdiscours zijn. Deze waarden worden tijdelijk geparkeerd en meegenomen naar het einde van Fase 1, waar zij samenkomen in een waardenanalyse van sectie 1 t/m 5 – beleid, kunstdiscours, onderwijs, literatuur en AIR’s – om antwoord te geven op het Wat, Waarom en Hoe van internationalisering geschreven voor de Coronacrisis.

1). Mobiliteit

  • Fysieke afstand overbruggen

Waarde: Autonomie. Het nemen van concreet- fysieke afstand van de eigen omgeving (plek, cultuur), is noodzakelijk om niet in aannames te belanden maar te kunnen reflecteren en bevragen: niet alleen op structuren buiten, maar ook binnen het eigen (kunst)discours. Mobiliteit – gelezen als het fysiek nemen van afstand van de eigen context middels een AIR periode, als ‘displacement’ – stimuleert kennisproductie en alternatieve, artistieke werkmethoden

Waarde: Discomfort. Het ‘zijn’ in een onbekende, alternatieve context draagt bij aan inspiraties maar ook ‘mislukkingen’ en inzichten die daarmee gepaard gaan, die in de eigen omgeving niet snel op worden gedaan

Waarde: Zelfbevrediging. Fysieke beweging in de kunsten moet echter vanuit de juiste intenties worden gevoerd. Reizen draagt ook een connotatie van hypermobiliteit met zich mee – het altijd onderweg zijn – in lijn met een postmoderne samenleving waarin, aldus Bauman (1998), het ‘wachten’ uit het ‘willen’ is bevrijd met de consequenties van dien, wanneer het in andere woorden wordt ingezet als handeling tot lust of snelle bevrediging. Door het intense verlangen naar ‘gaan’ legt onze omgang juist ook het falen ervan bloot, wanneer mobiliteit een hol concept dreigt te worden: iets om te consumeren, terwijl de ‘motor’ achter beweging idealiter steunt op groei en vooruitgang (in de niet economische zin van het woord). Dit is iets dat slechts ingezet lijkt te kunnen worden wanneer we een reis ook daadwerkelijk en naar ratio zelf als missie of doel stellen

Wanneer we reizen naar plekken, mensen of culturen vanuit een kortdurende consumptiezucht, kan dit tevens in een clichématige perceptie en beeldvorming resulteren omtrent De Ander, waarin de benoeming ‘Die of De Ander’ al problematisch is. Gepaard gaande met internationalisering gaat de lust naar exotisme, of ‘het andere’, waar machtsprivilege en uitsluiting deze pagina bereikt. Pau Cata Marles stelt daarover het volgende vast: “we prefer to look at other places, and to expose ourselves to more exotic experiences abroud. An AiR is the perfect means to satisfy our hunger for otherness and exotic experiences.” (Marles, 2012: 38)

  • Mentale afstand overbruggen

Waarde: Wederkerigheid. Specifiek met betrekking tot AIR’s betekent het nemen van afstand van de eigen perceptie een tijdelijke interactie in een nieuwe context die niet slechts om de positie van het Zelf elders draait, maar een actieve relatie impliceert en AIR’s eerder als ‘nonautonome’ entiteiten in de kunst duidt, iets dat positief gelezen dient te worden en niet als tegen-autonomie doorgaat. Wanneer een reis wordt gemaakt die niet steunt op bevestiging van de status-quo in een nieuwe context en cultuur en hypermobiliteit wordt bevraagd vanuit een kritisch perspectief, en dus wanneer er vanuit oprechte interesse wordt gehandeld en niet slechts voor mij maar voor wij, dan legt het begrip internationalisering een waarde bloot die noodzakelijk is om deze gedeelde relaties überhaupt te kunnen ontwikkelen

Waarde: Zelfbevraging van de plek. Zonder het ontvangst van gastkunstenaars als onvoorwaardelijke noodzaak voor de eigen groei te zien, kan ook door een AIR teveel worden geprogrammeerd vanuit aannames: de positie van een gast impliceert, in andere woorden, direct het openstellen van het Zelf. Naast dat een AIR een kunstenaar laat ontwikkelen, laat een kunstenaar de AIR als netwerk ontwikkelen: elke gast duidt zo een nieuwe stap in de hervorming van de infrastructuur (van de host)

Waarde: Collectieve netwerken. In deze structurele zelfbevraging van de AIR is ook de verbinding met de infrastructuur op regionaal niveau van groot belang in het vraagstuk naar het duurzame bestaan van de plek (ook economisch). Samenwerkingen zijn naast politieke steun of publieke- en private partnerschappen essentieel. Een AIR kan zich ontwikkelen in deze interactie en dialoog met het omringde op lokaal niveau, ook buiten het kunstveld: daar waarin het bestaat en relaties kan bestendigen


2). Artistiek productieklimaat 

  • Macdonaldisering

Waarde: Het Hoe van een dialoog. Het programmeren of uitnodigen van kunstenaars uit andere culturen ‘is’ niet pur sang een internationale handeling gegrond op de benoemde waarden kennisverrijking, wederkerigheid en inclusiviteit (o.a.), zo ook niet het meten van het begrip aan de hoeveelheid internationale namen in een programmering. Wanneer internationale circulatie eenzijdig, vanuit de eigen (westerse) perceptie wordt ingezet of belicht, of het verhouden ertoe door een gast in een nieuwe omgeving wordt zelf vanuit aannames (in)gekleurd, steunt internationalisering op passiviteit. Dit is onvoldoende voor de dialoog die een internationale uitwisseling impliceert

JEFF KOONS ‘IS’ OVERAL MAAR WAT ‘IS’ DEZE INBEDDING DAN NOG?

Waarde: Solidariteit. Internationalisering in de kunsten legt veelal ook een economische waarde naar macht en betekenis bloot: het roept op tot ‘topkunst’, concurrentie en individueel symboolkapitaal (o.a.) dat door weinigen ook daadwerkelijk kan worden bereikt, wat de vraag oproept óf internationalisering wel culturele uitwisseling betekent en of de werking van de kunstrealiteit niet aan herziening toe is. Het Hoe van de omgang met internationalisering als intercultureel gesprek, zou geen normaliteit moeten worden, maar altijd te dienen blijven bestaan als een continue vraag die zich meebeweegt met de tijd. De keuze voor Nederland om tijdens de Biënnale (2021) in Venetië Estland het paviljoen te geven, toont bijvoorbeeld een hedendaagse herdenking van de machtshiërarchie besloten in het begrip

Naast de eerder benoemde groei die zonder internationalisering uitblijft, staat het begrip niet gelijk aan solidariteit. Het begrip is niet ‘onschuldig’, waar in deze ontwikkeling AIR’s, anders dan grote instituties op lokaal en globaal niveau, de omgang van en met het eigen Hoe gegrond op solidariteit zouden kunnen (of: moeten) onderzoeken: zij vertegenwoordigen een hybride schakel die de westerse optiek van internationalisering hier (als het ‘hogere’ of ‘actuele’) als dominant frame kan bevragen en verruimen

Waarde: Neoliberalisme. In de geglobaliseerde samenleving halen we culturen naar binnen, evenals dat we vaak hetzelfde naar binnen halen (George Ritzer: de homogenie van diensten en producten tot standardisatie van processen en culturen (1993)): samenwerkingen tussen nationale entiteiten leggen een grote focus op de Verwestering van de wereld, waar de ontwikkeling die internationale dialogen kunnen stimuleren juist uitgaat van de urgentie tot (intrinsieke) groei. Hierin kan bevraagd worden of het internationale kunstdiscours die groei nog wel vertegenwoordigt, of altijd hetzelfde publiek blijft trekken, kijkend naar dezelfde kunst en elitair gefundeerd. Om neoliberale machtsstructuren gelegen in het internationaliseringbegrip kritisch te bekijken, speelt de actualiteit een belangrijke rol. Hierin lijkt het lokale bestaansrecht van de AIR belangrijker te zijn geworden, en moet het begrip ‘translokaliteit’ langer vast worden gehouden in het licht van Covid-19. Dit is een hypothese die in Fase 2 wordt onderzocht

Waarde: Duurzaamheid. De omgang met het fysieke reizen is een cruciaal vraagstuk, hetgeen de vraag blootlegt ‘waar’ internationalisering zich eigenlijk afspeelt of af zou moeten spelen. Moeten we nog naar ver buiten Europa, met het vliegtuig, en wat betekent een mobiele verplaatsing eigenlijk nog?


“In the case of contemporary western artists and curators, apart from the (bad) ecological effects this urge to travel creates, we also have to look at the motor behind this, the believe that professional advancement and public recognition are proportional to the frequency an artist or curator is up and gone.” – Pau Cata Marles (2012: 37)


3). Aanraking

  • Taking care

Waarde: Vriendschap. Ondanks dat AIR’s nooit een gelijkwaardige relatie tussen gast en gastheer impliceren, berust het fundament op een tweezijdige waarde toekenning aan het ‘daar’ vanuit het ‘hier’: zowel de gast als gastheer groeien in deze dialoog. De instabiliteit en het eerder genoemde discomfort wat de tijdelijke aanwezigheid van een gast met zich meebrengt, is de basis van confrontatie: vanuit het bestaand aanwezige ‘Andere’ jezelf actief te verhouden en openstellen

Waarde: Vragen stellen. Anders dan geïnstitutionaliseerde kunstinstellingen is juist het samen stellen van de vraag, door wat zich aandoet en mogelijk wordt in nieuwe ontmoetingen, de basis van een AIR. Nieuwe contacten die de eigen perceptie verbreden zijn nodig in een geglobaliseerde wereld met urgente, nationale vraagstukken. Internationale kunstenaars in een AIR die zich over lokale vraagstukken buigen, vanuit de worteling van de AIR in een regio, dragen bij aan de perceptie van beide zijden

Waarde: Verantwoordelijkheid. Het ontvangen van een tijdelijke gast uit een andere context, voor wie het ‘hier’ nog onbekend is, vraagt verantwoordelijkheid van de gastheer in een AIR. Anderzijds vraagt de AIR verantwoordelijkheid van de gast om naar het bestaande zorg te dragen, als context die hij/zij tijdelijk mag onderbreken. Beiden – gast en gastheer – geven een deel van Het Zelf ‘af’ aan het bestaand aanwezige, om in die relatie te groeien en autonomie juist als relationeel te definiëren . Deze intensieve relatie tussen gast en gastheer in het ‘hier’ en ‘daar’ van culturen, vraagt van beiden toewijding, betrokkenheid, investering en tijd. Interne structuren van beiden worden opengelegd door de aanwezigheid van Een Ander

Waarde: Diversiteit. Internationalisering hoeft zoals aangetoond niet de fysieke komst van een internationale kunstenaar (naar Nederland en andersom) te zijn, maar betreft ook het werken met kunstenaars uit andere culturen aanwezig in Nederland, een virtuele uitwisseling en een translokaal netwerk. Het vraagstuk naar groei en inclusie, door diversiteit in de programmering en het afstand doen van aannames, is in deze sectie als overlappende basis gebleken. Er moet dus een diepere interesse in de cultuur ‘hier’ en ‘daar’ zijn

Waarde: Zorg. Internationalisering is afhankelijk van de capaciteit van een context die de relatie tussen de waarden gelegen in het begrip en het kunnen handelen naar die waarden precair maakt: het kunnen onderbrengen van kunstenaars (bijvoorbeeld in AIR’s) vraagt bijvoorbeeld accommodatie, tijd en betrokkenheid. Tevens vraagt het zoals eerder aangegeven lokale samenwerkingsverbanden als netwerk in de regio om gasten te kunnen inbedden (tijdelijk)



DEELCONCLUSIE (2)

In deze Sectie ben ik vanuit documenten naar de drie centrale thema’s in dit onderzoek gaan kijken om tot internationaliseringswaarden in de kunst te kunnen komen. Hieruit worden zowel contradicties als overeenkomsten zichtbaar. In onderstaande zet ik dit nog kort uiteen, gevolgd door het beantwoorden van de centrale deelvragen vanuit de kennis opgedaan in deze Sectie.


FRICTIES

Internationalisering wordt overwegend gerelateerd aan fysieke en mentale groei door culturele solidariteit en uitwisseling, maar duidelijk moge zijn dat waar vanuit perspectief één dit daadwerkelijk ‘gebeurt’, vanuit perspectief twee mobiliteit vaak ook vanuit aannames wordt ingericht en het begrip juist veelal bijdraagt aan machtsprivileges en uitsluiting. Het uitwisselen van context, dat zowel over grenzen heen kan gaan als digitaal gebeurt, intercultureel in een land en in een translokale wereld waarin het lokale het mondiale denkt, betreft actief handelen: het vraagt tijd, betrokkenheid en investering in Een Ander, waarmee discomfort en frictie gepaard gaat. Naast de mentale capaciteit om ons hiervoor open te stellen, is ook de fysieke capaciteit van de openstelling speerpunt van aandacht: kan deze dialoog worden ingericht, en wat is daarvoor nodig? Antwoord op die vraag is in deze sectie uitgegaan van lokale samenwerkingsverbanden, waarin AIR’s als katalysatoren van alternatieve omgangsvormen in de kunsten kunnen fungeren: zij kunnen de traditionele opvatting van kunstenaar, galerie, museum in het internationale discours inclusiever maken als globale community van organisaties die worden gedreven door een geloof in de voorwaarden tijd en experiment. Welke rol spelen lokale spelers in- en nabij de AIR in de internationalisering van de plekken als zodanig? Kan ‘internationaal handelen in AIR’s’ bijvoorbeeld niet slechts op collectief niveau, om het draagbaar en duurzaam voor de gast/gastheer relatie te maken?

LIJN

Het verruimen van de eigen perceptie door zowel fysieke als mentale afstand van het gevestigde, wordt unaniem onderschreven als noodzaak tot (artistieke) ontwikkeling. In de context van een AIR vraagt dit niet alleen om het openstellen van een plek aan een tijdelijke gast(kunstenaar), maar vindt deze groei tweeledig plaats: waar de infrastructuur van de AIR het speerpunt van onderzoek wordt door de aanwezigheid van gasten, en autonomie een relationeel paradigma betekent. Onderstreept wordt dat deze relaties steunen op interesse in de verhalen van elkaar en het onbekende wat deze aanwezigheid met zich meebrengt, in een dialoog met de lokale infrastructuur. Dit betekent dat de eigen infrastructuur (van bijv. een organisatie) door de komst van een gast geopend wordt: er een stuk autonomie wordt opgegeven én autonomie juist wordt gevonden en/of enkel kan worden bereikt in deze dialoog (en als ‘nonautonomie’ kan worden benoemd, een nieuwe definitie van autonomie als zodanig). Zorg gaat niet slechts uit van de gastheer naar de gast, maar ook andersom: waar internationalisering en lokalisering hand in hand gaan, zij hebben elkaar dus nodig.




Mobiliteit en aanraking: Betekent het sluiten van grenzen een stagnatie van internationaliseringsplannen?

Ook binnen de landgrenzen speelt internationalisering zich tweeledig af: door internationale kunstenaars in Nederland (in het geval van dit onderzoek) een gezonde kunstecologie te bieden (1) evenals door vanuit het lokale globale communities of relaties tussen betrekkingen te onderzoeken: bijvoorbeeld door uitwisseling in de publieke sfeer, of alternatieve vormen van circulatie

Mobiliteit, aanraking en artistiek productieklimaat: Wat zijn de intenties om met het internationaliseringsbegrip duurzaam om te kunnen gaan?

  • Mobiliteit vanuit de juiste intenties fysiek door te voeren
  • Mobiliteit als ‘mentale reis’ te benaderen: het afstand nemen van de autonomie van de plek door de aanwezigheid van een gast als noodzakelijke en interne groei te zien
  • Internationalisering in de Westerse optiek van het begrip, wat voor menigeen niet voor handen is, mogelijk hetzelfde publiek blijft trekken en géén culturele solidariteit stimuleert, bevragen vanuit de AIR als katalysator voor alternatieve en hybride werkvormen in artistieke productie
  • De komst van een internationale kunstenaar voorbij cliché reacties op de nieuwe (tijdelijke) omgeving te bestuderen (als een ethisch vraagstuk)
  • De komst van een internationale kunstenaar niet als afvinkkader voor beleid lezen en/of voor het verkrijgen van subsidie door de benadering van het begrip als trendgevoelig paradigma, maar vanuit het uit handen geven van de eigen koers: met intimiteit en kwetsbaarheid als gevolg
  • Vanuit lokale samenwerkingsverbanden de mogelijkheid (praktisch) van internationale uitwisseling onderzoeken, evenals de inbedding van de internationale kunstenaar op lokaal niveau

Aanraking en artistiek productieklimaat: Gaat het tonen van internationale kunstenaars over internationalisering?

  • Het ‘tonen’ leest veel te passief: internationalisering in AIR’s betreft de interculturele dialoog – als actieve relatie – tussen ‘hier’ en ‘daar’, hetgeen te maken heeft met overgave, discomfort, tijd en commitment


Scroll door naar post 4: (KUNST)ONDERWIJS


BIBLIOGRAFIE

Bauman, Z. (1998). Globalization: The Human Consequences. Polity Press.

Huberman, A. (2011). Take Care. https://www.theshowroom.org/system/files/062015/55842f3817f49e6da50001b8/original/Take_Care.pdf?1506568407

Marles, P. C. (2012). THE HYPERMOBILE ICARUS. In ON-AIR: REFLECTING ON THE MOBILITY OF ARTISTS IN EUROPE (pp. 36–42). https://www.transartists.org/sites/default/files/attachments/ON-AIR_Publication_2012_full.pdf

Voetman, L. (2020, 1 juni). BUT HOW ARE YOU, REALLY? Kunsthuis SYB. http://kunsthuissyb.nl/but-how-are-you-really/


Let op: deze bibliografie heeft betrekking op deze post. De bibliografie van het verdere onderzoek op basis waarvan deze post opgesteld kon worden, vind je in de PDF,


[1] In lijn met Anthony Huberman’s denken over ‘care’ (2011). “HOW TO BEHAVE BETTER 1 REMEMBER THAT YOU DON’T KNOW 2 LEARN TO CARE 3 SAY THANK YOU 4 WEAR YOUR HEART ON YOUR SLEEVE 5 INSIST ON TALKING FACE TO FACE 6 FOLLOW THE LIFE OF AN IDEA 7 SPEAK FRANKLY 8 TAKE YOUR TIME 9 BE MALADJUSTED 10 TOAST”

[2] Tijdens een bijeenkomst in de AIR periode van onderzoeker Petra Ponte in Kunsthuis SYB

Contact

Voor aanvullingen, overwegingen, bronnen, vragen en interesse tot dialoog (e.d.), mail naar lizavoetman@gmail.com of neem contact op met AIR platform Brabant via deze website.


Dit onderzoek wordt ondersteund door het Mondriaan Fonds.