Back to overview

Na afronding van Fase 1 – internationalisering vóór COVID-19 – en gedurende de gesprekken met het werkveld in Fase 2 – internationalisering in een Post-Coronasamenleving resulterend in het drietal Post-Corona essays – spreek ik met de Stuurgroep van AIR platform Brabant: Ron Dirven (Vincent van GoghHuis, Zundert), Esther van Rosmalen (Witte Rook, Breda) en Koen Dijkman (De Fabriek, Eindhoven). Dit in voorbereiding op de individuele werksessies met Brabantse AIR’s in de periode maart t/m april 2021 en op chronologische volgorde met Sundaymornings@ekwc (25-03), Willem II Studio’s (26-03), PARK (29-03), Grafisch Atelier Den Bosch (07-04), Make & De Fabriek (08-04) en Witte Rook en Stedelijk Museum Breda (12-04).

Samen met het drietal essays vormt het Stuurgroep overleg de basis voor deze individuele werksessies, om tot een analyse te kunnen komen hoé de crisis internationale ambities (in Brabant) heroverweegt uitgaande van de samenleving ná COVID.


Afbeelding: presentatie dia Stuurgroep AIR Brabant; van een piramide- naar een spiraalvormmodel in organisatiestructuren. Lees hier inhoudelijk meer over in Essay 3: Artistieke productie: intrinsieke productie.




Het tussengesprek met de Stuurgroep van AIR Brabant heeft zelf als doel het deelbaar maken van de inzichten opgedaan in Fase 1 en de tussentijdse inzichten in Fase 2 tijdens het schrijven van de essayserie, waarna een eerste reflectie op de onderzoeksmaterie vanuit Brabant kan plaatsvinden. De tussenpresentatie van de onderzoeksresultaten uit Fase 1 is terug te luisteren via bovenstaand audiofragment.


Stuurgroep gesprek: voorbereiding

Datum: 12-03-21, 14.00 uur


Voorbereid door stuurgroep AIR Brabant,


1 Lezen posts online, ‘conclusie Fase 1: Internationalisering vóór COVID-19 [recap Fase 1]‘ in het bijzonder

2 Nadenken over de eigen reflectie hierop als Platform

3 Nadenken over gezamenlijke sessie met AIR’s, vanuit individueel en gezamenlijk belang


Vragen aan Stuurgroep AIR Brabant,


1 Hoe denken jullie hier in relatie tot je Proeftuin aanvraag / het eigen handelen t.a.v. internationalisering tot nu toe over?

2 In hoeverre herkennen jullie dat Brabantse AIR’s hier al mee bezig zijn of mee bezig zouden kunnen gaan zijn?

3 Speelt het Platform als collectieve noemer hier een mogelijkheid/rol in?


Waar het doel van dit onderzoek niet het meten van de effecten van de Proeftuin is en/of het maken van beleid, is het wel het bouwen van een actueel kennisfundament voor en door AIR’s, van waaruit een (gezamenlijk) signaal aan beleid afgegeven kan worden: hiertoe zijn we. Dit kennisfundament bouw ik vanuit buiten (buiten AIR’s) naar binnen (met AIR’s): dit levert een tweezijdig advies.


Resultaten gesprek Stuurgroep AIR Brabant


Uit het gesprek met de Stuurgroep voorafgaand aan de individuele werksessies met Brabantse AIR’s worden een aantal relevante punten benoemd in voorbereiding op deze individuele werksessies en voor de bepaling van vervolgacties ná deze werksessies. Dit zijn:


  • Erkende waarde vanuit het Platform aan de inzichten die dit onderzoek vergaard voor Brabantse AIR’s,
  1. Het onderstreepte DNA van Brabant waar op een positieve manier over kan worden gesproken: niet in concurrentie met de Randstad, maar door de vele AIR’s in Brabant met verschillende identiteiten en verdeeld over ca. 5 grote steden: anders dan één grote centrale stad is het deze verbinding die een belangrijke basis vormt voor het opzetten van interactie met de omgeving
  2. De benoeming wat een AIR kan zijn buiten het kunstcircuit. In andere woorden: de verantwoordelijkheid en/of het belang ten aanzien van de eigen lokale inbedding
  3. De onderstreepte kracht van de AIR om grensoverschrijdend te zijn: dit moet breder gecommuniceerd worden naar de partijen die dit moeten horen: o.a. Kunstloc
  4. Internationalisering ligt niet stil, maar verandert: het vergt aandacht voor omgangen met virtueel en meer hybride contact
  5. Het onderzoeksrapport stelt het overstijgen vast in het produceren van werk, die conclusie wordt door de Stuurgroep gedeeld
  6. De spiraalvorm die wordt geschetst in de Post-Corona essays [Fase 2], met name in Essay #3: Artistieke productie – intrinsieke productie kent een gelaagdheid die aantoont dat een AIR meer betekent dan vanuit X te halen en ‘hier’ te laten werken in het internationaliseringsvraagstuk
  7. Het onderzoek onderstreept het belang van kunst en met name van de AIR
  8. Dit kennisfundament fungeert als onderlegger voor acties die AIR’s mogelijk al (denken te) verrichten, zoals bijvoorbeeld de inhoudelijke koppeling tussen de AIR en landbouw in Brabant

  • Vervolgonderwerpen, te bespreken met individuele AIR’s,
  1. Als Platform kun je voorbij het samenwerken an sich komen tot nieuwe structuren. In het concretiseren van deze structuren in Brabant worden jonge kunstenaars in de TalentHub benoemd als interessant: zij denken al (meer) na over alternatieve economische modellen buiten het bestaande discours
  2. AIR’s zijn een waardevolle entiteit in de kunsten om hiertoe te kunnen verhouden, waarin collectief draagvlak onder AIR’s een belangrijke rol speelt
  3. De verbindingen tussen AIR’s met diverse identiteiten en op verschillende niveaus werkzaam in de professionele kunsten is belangrijk: hoe de eigen, alternatieve manieren van naar kunst kijken in coherentie kunnen gedijen. Het Platform benadrukt dat AIR’s die zich buiten de kunstwereld profileren met lokale vraagstukken in hun kern in verbinding met professionele AIR’s in de kunsten een interessante interactie op kunnen leveren

  • Analyse interviews met AIR’s, doel,
  1. Inzichtelijk maken en duidelijker krijgen hoe de verhoudingen binnen ons eigen systeem liggen ten aanzien van de vraagstukken die dit onderzoek aankaart
  2. Inzichtelijk maken wat de residenties zelf kunnen met de inzichten en uitkomsten van dit onderzoek: het als open vraag te stellen, juist vanuit de verbreding van het internationaliseringsbegrip zoals zichtbaar in dit onderzoek naar voren gekomen
  3. Geen conclusies uit de individuele sessies destilleren maar door de individuele gedachten van plekken te verbinden en te analyseren hoe hier collectief over wordt gedacht, opdat er een signaal naar beleid kan worden afgegeven
  4. Voorgestelde werkvormen in Fase 1 en 2 – denk aan een spiraalmodel, het principe van wederkerigheid en mentale mobiliteit – bespreken en mogelijk concretiseren met de casus van dit onderzoek zelf; Brabantse AIR’s

  • Wens voor output onderzoek [afronding; Fase 3],
  1. Gerichte vertaling in programma van uitvoering waarop door kan worden gewerkt, het collectieve evenement ter afsluiting van dit onderzoek vormt een startpunt


Werksessies Brabantse AIR’s: voorbereiding


Hoi X [lees: de naam van de AIR organisatie],

Hopelijk alles goed en gezond.

Een tijdje geleden hebben we contact gehad aangaande mijn onderzoek naar Internationalisering in een Post-Coronasamenleving voor (Brabantse) AIR’s. Doel van het onderzoek is niet om de ‘effecten’ van de Proeftuin te meten, maar om met spelers uit het culturele veld en met Brabantse AIR’s een toekomstvisie te bouwen m.b.t. internationalisering aan de hand van de individuele en collectieve waarden die het begrip blootlegt.

De afgelopen weken heb ik in dat kader verschillende gesprekken gevoerd met kunstenaars en schrijvers onder wie Jeanne van Heeswijk (kunstenaar), Jack Segbars (o.a. schrijver), Pascal Gielen (hoogleraar en kunstcriticus), Erik Hagoort (o.a. schrijver en docent), Cecilia Bengtsson (kunstenaar en hoofd KABK Beeldende Kunst), Merlijn Twaalfhoven (componist o.a.), reinaart vanhoe (kunstenaar en schrijver), Hicham Khalidi (directeur JvE) en Suzanne van der Beek (academicus UvT), over internationalisering als multi-interpretabel begrip.

De opgedane inzichten die ik de komende weken toespits op de betekenis voor Brabantse AIR’s, zou ik graag n.a.v. de ingediende Proeftuin internationalisering, nu al enige tijd geleden, in de vorm van een werksessie met jullie concretiseren.

Wat kunnen jullie als Brabantse AIR met deze inzichten, hoe staan theoretisering en het praktiseren met elkaar in verbinding? Wat wordt in Brabantse AIR’s in een Post-Coronasamenleving beoogd als het gaat om internationalisering? En wat is het individuele verhouden tot internationalisering in relatie tot het collectieve fundament van het Platform, en, nog breder: de lokale en regionale context van Brabant?

//


Deze tweede fase levert in eerste instantie van buiten naar binnen (werkveld -> AIR’s) antwoorden op de deelvragen zoals benoemd in de inleiding van dit onderzoek behorend bij Fase 2. Deze tijdelijke antwoorden, voortkomend uit de inzichten uit Fase 1 verbonden aan de drie Post-Corona essays in Fase 2, lees je hier:


Internationalisering confronteert ons zoals eerder geschreven met grote, morele uitdagingen. Die uitdagingen bestaan in dit onderzoek vooral door de ongelijkwaardigheid, klimaatongelijkheid en de Westers- dominante kunstcanon die met internationalisering samengaan te heroverwegen, om op de huidige wereld te kunnen reageren.


Het drietal Post-Corona essays vormt de basis voor en
wordt, resumee, geconcretiseerd in werksessies met Brabantse AIR’s die een Proeftuin Internationalisering hebben mogen ontvangen, om tot een analyse te kunnen komen hoé de crisis onze internationale ambities heroverweegt, uitgaande van de samenleving ná vandaag.


Vragen aan AIR’s zijn onder andere:

–             Hoe zijn jullie zelf ‘bezig’ met internationalisering?

–             In hoeverre zijn je gedachten veranderd tijdens COVID-19 (update Proeftuin?)?

–             Bestaat er herkenning in de stellingen en theorie zoals benoemd in / uit dit onderzoek? Wat zou dit voor AIR’s kunnen betekenen?



Focuspunten met AIR’s voortkomend uit de sessie met het Platform,

Doel 1: gesprek voeren omtrent Hoe de AIR wordt gezien en Wat internationalisering voor AIR’s is. [Er over nadenken en bewustzijn van eigen handelen]

Doel 2: vanuit de individuele plekken na te denken over de materie en dit voor Brabant scherper te krijgen. Wat wordt zichtbaar over een gedeeld fundament en individuele waarden? [De toekomst centraliseren]


Centraal in deze ‘werksessies’ staan (indirect of direct, wisselend per gesprek) de volgende stellingen, opgesteld- en onderverdeeld onder het zestal centrale thema’s in dit onderzoek:



Werksessies Brabantse AIR’s: enkele voorbeeldstellingen*


* Opgesteld n.a.v. de Post-Corona Essays

1

  1. Internationalisering en mobiliteit
    Gespreksthema 1: Fysieke afstand (duurzaamheid/klimaat)

COVID-19 leert ons meer dan ooit stil te staan bij ecologie in de kunsten. Wat wij nu opnemen aan onze voetafdruk, geven we uit voor de toekomst. We moéten anders gaan reizen en de hybride situatie van deze tijd dient als stuurkracht voor de toekomst te worden gezien. Anders-reizen is geen vraag, maar een noodzaak. Dit is een verantwoordelijkheid binnen de identiteit van de AIR.

Werkvorm: Anders reizen, de reistijd als werkdagen te zien en/of klimaatneutraal te programmeren met het incalculeren van middelen in beleidsvoering rondom internationalisering in de toekomst. Duurzaam reizen hangt tevens samen met sociaal reizen: oog voor de omgeving te hebben en het ‘wachten’ in het ‘willen’ terug te brengen: vertraging – het feitelijke afstand nemen – meer voorop te stellen.


2

  1. Internationalisering en mobiliteit
    Gespreksthema 2: Mentale afstand

Interculturele dialoog start met de mentale afstand van een organisatie naar het eigen handelen: door het als vraag open te leggen. Willen we elke keer weer andere kunstenaars, of is het mogelijk om een ander netwerk op te richten; een andere ecologie? Alle plekken zouden zich hiervoor meer kunnen beschouwen als aanjagers van cultuur: er kan beter worden samengewerkt, niet alleen binnen residenties onderling. Ook met musea, een kunsthal of zelf de commerciële galerie. Op stedelijk niveau moeten we onderzoeken hoe complementair te zijn, vanuit een common ground.

Werkvorm: Voorbeeld 1. Wanneer we in plaats van individuen ‘te laten komen en gaan’ evenals we het (eigen AIR) programma continu invullen met nieuwe residenten herdenken, dan kunnen we het ‘zelf’ deels op een andere plek overwegen. Dit maakt internationalisering tot een wederkerig fundament, bij wijze van vriendschap. Bijvoorbeeld als je de Van Eyck voor de helft elders ziet, bijvoorbeeld Rusland. Dan committeer je je aan een andere plek.

Voorbeeld 2. Wanneer plekken binnen de lokale context (in Brabant) meer in een spiraalvorm denken en werken dan in zelfstandige piramides, bereiken we de idee dat plekken in coherentie gedijen. Een voorbeeld is de verbinding tussen een resident bij Witte Rook, onderdeel van de academie AKV St. Joost en presenterend in De Pont museum. Wederkerigheid treedt hier voorbij het proces tussen A en B,en impliceert een beweging naar C, D, terug naar A, etc. Waar een zuil steeds breder wordt, individueel gezien (mensen zien je, waarderen je, kopen je werk, volgen je nieuwsbrief en Instagram) kan zo naar een spiraalvorm worden toegewerkt; het tot elkaar verhouden en zodanig een andere vorm te bouwen. Op deze manier wordt ook de rol van publiek bevraagd, waar publiek mogelijk een expert kan zijn van kennis dat geïnvesteerd kan worden.


3

  1. Internationalisering en aanraking: autonomie & collectiviteit
    Gespreksthema 3: Inclusie (internationalisering tussen culturen ‘hier’ ipv naties)

Internationalisering is niet gelijkwaardig en inclusief, het gedijt binnen een Westers systeem. Khalidi van de Van Eyck stelt: ‘internationaal’ is besloten in de identiteit, maar Nederlands en regionaal gericht. En inderdaad, heel wit. Is de Jan van Eyck dus wel internationaal?

Het Contemporary Art systeem strippen betekent te accepteren dat we mainstream zijn en vanuit daar posities opnieuw te gaan onderzoeken. Anders dan grote instituten kunnen AIR’s dit binnen informaliteiten en door autonomie te benaderen als onderdeel van een geheel: ten opzichte van wie en wat spreken we?

Werkvorm: Niet institutioneel of in het denken van en binnen instituten ‘oplossen’ (denk aan BLM), maar voorbij het incidentele en formele aangrijpen beweging structureel af te dwingen. Dit begint met het stellen van de vraag waarbinnen beweegt. Op institutioneel niveau is dit moeizaam, in het informele circuit van AIR’s kan dit zeker.


4

  1. Internationalisering en aanraking: autonomie & collectiviteit
    Gespreksthema 4: Relationele autonomie (van ‘ik’ naar ‘wij’ relaties (in AIR’s))

5

  1. Internationalisering en artistieke productie
    Gespreksthema 5: (Trans)lokaliteit (vs. internationalisering)

Kunstenaars kunnen ons leren contact te maken met wat klein is, een detail. Wat gebeurt er hiér? Wat is er hiér aan de hand? Interessante matches internationaal zijn juist kleine, lokale organisaties met bepaalde problematieken en om deze te matchen met andere organisaties (elders) met diezelfde problematieken, vanuit lokale verankering en mogelijk zelfs activisme. Dit is interessant, omdat het altijd terugkoppelt naar het lokale?

Werkvorm: Je kunt een gast benaderen als onderdeel van een collectief, je kunt een buurman met je meenemen, je kunt een residentie niet in je eigen pand maar in het Warandepark of de Raadzaal pnderzoeken: allen om te onderzoeken, input te vergaren en het zelf blijven uitvinden. Met het verliezen van de steun van gemeente Amsterdam, zo vertelde Jack Segbars eerder, heeft De Appel een heel stuk terug moeten gaan [in professioneel worden en succesvol zijn; grote kunstenaars aantrekken, zichtbaar zijn] en zichzelf opnieuw moeten uitvinden.


6

  1. Internationalisering en artistieke productie
    Gespreksthema 6: Productie-af / procesgericht handelen

Een AIR hosten betekent vaak het draaiend houden van een economisch model: het moet pompen en verzinnen, verzinnen, verzinnen – om het levendig te houden. Je kunt veel energie verliezen aan steeds maar (meer) organiseren: de kunstenaars bedienen en een platform bieden. Echter: het idee dat de kunstenaar onderdeel is van wat je bent in je basis, en dus niet meer zijn/haar idee uit te voeren en zo voor de next en de next, betekent je eigen positie uit te dagen en te testen met de gastkunstenaar. Je hoeft als host niet op te lossen, maar kunt samen testen: onderzoeken.

Werkvorm: Onze economie bestaat veelal uit het oursourcen van productie, waar de intrinsieke behoefte tot produceren voorop moet staan. De centrale vraag gaat uit van deze eigen- productie: wat heb je nodig, om te leven, te kunnen zijn? Productie kan worden gelezen als de lokale productie van voedsel, maar ook van ideeën. Hicham Khalidi stelt vast zo geen ‘kunstenaars die een volgende stap wileln zetten’ af te leveren, maar mensen te maken. Kunstenaars willen hun werk tonen, maar als dit op het spel staat nu musea plat liggen en dit is een voorbode voor wat komen gaat, dan kun beter na worden gedacht over wat productie intrinsiek betekent. De noodzaak van een trede op de ladder (het hogerop in het segment komen) wordt dan verlegd.



Afbeelding: reinaart vanhoe


  1. Internationalisering en artistieke productie
    Gespreksthema 6: Productie-af / procesgericht handelen

Interne concentratie in de AIR is prima, als het maar deel is van iets waar het uiteindelijk op de juiste plekken landt. Als de juiste plek een kunstbeurs is, of een galerie, dan is dat eigenlijk deel van een oud, economisch model. Daar is niks mis mee, net zoals dat er niks mis mee is om een bepaald vak te hebben, maar als je écht iets wilt bijdragen aan verandering; dan loop je daar in vast.

Een goed idee is slechts een goed idee: dat moet getest worden. Bij je buurman, vrienden kunstenaars, en/of de bakker: dan kan het naar iets toe groeien.

Werkvorm: Voorbeeld 1. Tegengas kan ontstaan in de bevraging van artistieke productie als intrinsieke waarde, waar Segbars Casco Art Institute in Utrecht noemt als plek die het thematiseren van werken zelf onderzoekt; een vraag die samenhangt met het runnen van een plek en de plek tot méér dan ‘leveren’ aanzet. Dit in lijn met Khalidi’s pleidooi voor de vraag naar de betekenis van productie.

Voorbeeld 2. Nadenken over vragen als: Waar halen we energie vandaan? En als we werk tonen: wat betekent dat dan, en voor wie is dat? Etc.



In de volgende post lees je over:

Wat denken AIR’s zelf over hun eigen identiteit en wat internationalisering (daarbinnen)‘is’? Wat is hierbinnen en met oog op de toekomst wel of niet van belang? Waar denken AIR’s individueel over hun bestaan als AIR en waar vinden zij elkaar in hun overwegingen? Wat hebben AIR’s in Brabant ‘nodig’? En vanuit de vele identiteiten, werkwijzen en accenten die bestaan: wat kunnen we over internationalisering in Brabant in een (Post)- Coronasamenleving zeggen, als gedeelde waarden in het handelen?


Contact

Voor aanvullingen, overwegingen, bronnen, vragen en interesse tot dialoog (e.d.), mail naar lizavoetman@gmail.com of neem contact op met AIR platform Brabant via deze website.


Dit onderzoek wordt ondersteund door het Mondriaan Fonds.